Gemeente vraagt alsnog vergunning aan voor verharding Kromvensedijk
Het lijkt erop dat de juridische strijd tussen Werkgroep Natuur en Landschap de Beerzen (WNL) en de gemeente voorlopig nog niet ten einde is. De rechter oordeelde op 21 november dat de gemeente tóch een omgevingsvergunning had moeten aanvragen voor de verharding van de Kromvensedijk met het middel Terrastab in november 2022. De gemeente heeft nu alsnog die vergunning aangevraagd. De werkgroep en haar advocaat stellen dat die vergunningsaanvraag bij een volgende rechtszaak waarschijnlijk ook geen stand zal houden.
door Rens van Ginneken
Op 21 september deed de rechtbank Oost-Brabant uitspraak over het handhavingsverzoek van de WNL over de stabilisatie van de Kromvensedijk. De rechtbank oordeelde dat het toepassen van TerraStab kan worden gekwalificeerd als verharden en dat de werkzaamheden niet zonder omgevingsvergunning uitgevoerd hadden mogen worden. Het beroep van de Werkgroep is daarmee door de rechtbank gegrond verklaard. Ook droeg de rechtbank het college op om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van de werkgroep. Dat besluit is op 21 november genomen.
’Zicht op legalisatie’
De woordvoerder van de gemeente vertelt over het besluit: “Omdat de rechter heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van vergunningsvrije werkzaamheden, heeft het college het bezwaar van de werkgroep gegrond verklaard. Ook heeft het college besloten om het eerder genomen besluit om niet te handhaven in stand te laten, omdat er zicht is op legalisatie. Op 20 november is er een omgevingsvergunning aangevraagd ter legalisatie van de uitgevoerde werkzaamheden.”
Inderdaad vergunning nodig
De gemeente stelt nu dat ze, met de toepassing van het middel Terrastab over een lengte van honderden meters op de Kromvensedijk, heeft voldaan aan de wettelijke verplichting om ervoor te zorgen dat de woningen aan deze weg onder alle weersomstandigheden goed bereikbaar zijn voor verkeer. “In de aanloop naar de stabilisatie zijn er verschillende onderzoeken uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de stabilisatie met behulp van TerraStab in overeenstemming is met de Wet Natuurbescherming en de bodemregelgeving. Daarmee verwacht het college dat er voor de stabilisatie alsnog een omgevingsvergunning verleend kan worden. We besluiten daarom het bezwaar van de Werkgroep Natuur en Landschap gegrond te verklaren, maar het primaire besluit met een verbetering van de motivering in stand te laten.”
Kosten lopen op
De werkgroep liet snel na de rechtszaak op 21 september al via haar advocaat Rogier Hörchner weten dat zij niet verwacht dat een omgevingsvergunning stand zal houden bij een eventuele volgende rechtszaak. Dat zou een nogal precaire en situatie voor de gemeente kunnen opleveren. Volgens navraag van het Eindhovens Dagblad heeft de Kromvensedijk de gemeente sinds 2019 nu al ruim 171.000 euro extra gekost. Met name de langdurige huur van stalen rijplaten voor op het zandpad zelf en de verharding met Terrastab liepen in de papieren. Daar komen dus mogelijk nog nieuwe kosten aan juridische ondersteuning bij. De gemeente loopt wellicht zelfs het risico dat de Terrastab-verharding alsnog op last van de rechter moet worden verwijderd en dat het zandpad moet worden hersteld, zo stelt WNL. Het gesteggel begon toen de werkgroep oordeelde dat de ecologische waarde van het (voormalige) zandpad niet opgeofferd had mogen worden voor het comfort van één woonadres en één vakantiewoning aan de Kromvensedijk, omdat het in de bufferzone van Natura 2000-gebied Landschotse Heide ligt. Zij vindt dat de gemeente de Kromvensedijk als zandpad in prima conditie had kunnen houden door deze met enige regelmaat op te schaven en weer in profiel te brengen. Zelfs de rijplaten waren dan niet nodig geweest, aldus de werkgroep.
Gemeente wil advocaatkosten niet betalen
De gemeente besloot op 21 november ook om niet de kosten van juridische ondersteuning (de advocaatkosten) voor WNL te vergoeden, tegen de uitspraak van de rechter in. De gemeente motiveert: “Omdat het bezwaar gegrond is verklaard, maar het primaire besluit met een verbetering van de motivering in stand is gelaten, bestaat er op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht geen aanleiding de door WNL gemaakte kosten van een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand te vergoeden.”
Advocaat Hörchner is daarover behoorlijk ontstemd: “De gemeente weet heel goed dat wanneer een besluit volgens artikel 7:15 lid 2 Awb wordt herroepen vanwege een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid, een proceskostenvergoeding is verschuldigd. Het feit dat de rechtsgevolgen vervolgens - met een nieuwe motivering en vanwege een compleet nieuwe vergunningaanvraag - in stand worden gelaten, betreft een ander element en doet daar niet aan af,” zo stelt hij.