Nu de mistflarden van vorige week opgetrokken zijn, de Sint een enkele reis Spanje achter de rug heeft en de hoofdpiet geen last meer heeft van kleinburgerlijk gebazel wordt het tijd voor serieus gespeur in bos en veld.
Zo liep ik afgelopen week door onze tuin. Genietend van de allerlaatste zomerbloemen in december en kijkend naar het frisse varen groen op de stapel stobben. Plots viel mijn oog op zwarte vingertjes die bijna wenkend uit het hout naar boven staken. Mager, krom en op de top wat wit bestoft alsof de bakker met meel langs gekomen was. Voor een echte geitenwollen sokken bioloog opvallend aanwezig maar u zou er misschien zo aan voorbij lopen. Het was geen Griekse sater die door de goden gevangen is gezet in een rottende boomstronk maar een geweizwammetje. Zwoegend en ploeterend bezig om hout te verteren en terug te geven aan de voedselkringloop. Het wit is geen tarwe product maar sporen. Zij zijn het die straks het werk van hun ouders elders mogen voortzetten. Zonder herinnering aan hun herkomst en niets wetend van de toevallige ontmoeting tussen twee schimmeldraden die samen besloten verder te gaan. Velen zullen de lange reis naar nieuw sappig hout niet overleven. Zwaar van regen en dauw verdrinken, vermoeid neerstrijkend op kale grond zonder splintertjes en daar tot stof vergaan. Maar enkelen zullen hun doel bereiken en daar na een paar jaar met zwarte vingertjes de winterlucht begroeten.
Vingers zijn er in soorten en maten. Esdoornhoutknotszwam bijvoorbeeld. Groot, dik, plomp en nooit wit bepoederd. Het is een echte fijnproever die uiterst zelden wat anders aanpakt dan dood esdoorn hout. Wat minder algemeen is de oranje gekleurde rupsendoder. Geen familie van de houtverteerders en een echte parasiet. Vooral rupsen van grote nachtvlinders hebben last van deze schimmel. Op het moment dat zij de grond inkruipen voor hun verpopping grijpt de zwam zijn kans, doodt de rups en stuurt een vingertje met sporen naar boven. Zij zijn echter niet de enige knotsjes tussen gras en blad. Aardtongen bijvoorbeeld. Bizar, afgeplat en vaak wat gegroefd. Vooral wat kalkrijk gazon op begraafplaatsen is een goede plaats om er eens naar te gaan zoeken. Net als pijp- en draadknotszwammen zijn het echte opruimers van alles wat maar plantaardig en dood is. Deze staan echter nooit tussen gras, daarvoor wordt het zaak om heel goed te zoeken in droge greppels. Op een foto lijkt het gemakkelijk, maar de kleur is bijna gelijk aan afgevallen bladeren. Tijdens mijn inventarisatie jaar op het meest westelijk gelegen landgoed in onze gemeente (Beekersberg) werden ze vaak gevonden maar in de Baest of de Mortelen maak je ook een goede kans.
Vingertjes op hout zijn zo taai dat ze gemakkelijk een winter kunnen overleven en vaak zelfs meerdere jaren oud kunnen worden. Rupsendoders kunnen dat niet, na een paar maanden is de rups compleet verteerd en zal de schimmel ook afsterven. Dan is het aan de sporen om zich te verspreiden, verklevend op planten en zo volgend seizoen weer andere rupsen besmettend. Ook de kleinere knotsjes en de op blad levende vingertjes verdwijnen na een aantal weken maar komen voigend seizoen uit dezelfde schimmel weer terug.
