Wij mensen zijn toch maar vreemde wezens. Eens lang geleden lazen we in het Grote Boek dat wij rentmeesters van onze aardse planeet zijn. Maar sinds wij ons ontworsteld hebben aan de dwangbuis van een ecosysteem gaan we tekeer als de slopers van het kleine stofje in het immense heelal wat wij onze woonplaats noemen. Afbranden deden we al in de steentijd, graven en wroeten naar delfstoffen kwam erbij toen de stoommachine uitgevonden was en tegenwoordig bedwelmen we alles in een giftige cocktail van stikstof, uitlaatgassen en bestrijdingsmiddelen. En alsof dat niet genoeg is versieren we elk stukje groen of blauw maar al te graag met vrolijke confetti van glas, blik, papier, plastic, steen of porselein.

Maar ergens op dat kleine stofje aarde woont een bijzonder volk. Ze noemen zich zelf de beste Oirschotters en de trots druipt van hun afgeknotte kerktoren. Vanuit de ruimte zijn ze nauwelijks te zien, slechts een magere honderd vierkante kilometer beslaat hun woonstee. Afdalend naar de eerste wolkjes zijn ze nog steeds niet te onderscheiden. Het dak van de aardse broeikas bedekt ook hun nederige stulpjes. Maar zodra de landing ingezet wordt blijkt alles anders. Levende bossen, verstilde heidevelden en een groen dooraderd landschap, gemarkeerd met honderden net geplante bomen geven meteen een vriendelijk aanzien. Op het maaiveld aangekomen worden we begroet door twee wijze raadsheren. Dat groen hoog in hun vaandel staat blijkt wel uit hun bijzondere uitrusting. De eerste staat met een schop in de ene en een jonge boom in de andere hand. De ander heeft als welkomstcadeau een vreemdsoortige knijper en een zak meegenomen. Verbaasd kijken de reizigers naar deze ontvangst, maar dan wordt het hun al snel duidelijk. De eerste groene, minzaam glimlachende raadsheer heeft als motto “groen Oirschot”, de andere breed lachende raadsheer roept tegelijkertijd “schoon Oirschot”.

Het wordt tijd om terug te keren naar wat meer serieuze woorden. Twee weken geleden liet ik u, geachte lezer, in mijn column al kennismaken met de groene erfenis van ons huidige college. Honderden bomen die inmiddels hun eerste schaduw over onze vroeger zo kale bermen werpen. Een initiatief waar vele generaties na ons eeuwig dankbaar voor zullen zijn. Maar groen in een vervuilde omgeving ziet er niet uit. Daarom wordt minstens zo hard gewerkt om Oirschot letterlijk het schoonste plekje van minimaal de Kempen en maximaal onze planeet te maken. Daarvoor heeft echter ons gemeentebestuur letterlijk te weinig handjes. Zonder er al te veel ruchtbaarheid aan te geven is echter inmiddels een “vijfde kolonne” opgericht. Geen slapende spionnen of strijders van een komende bezettingsmacht maar wel honderd uiterst gemotiveerd Zwerf Afval Pakkers. In het dagelijks leven totaal onherkenbaar. Van dertigers tot grijsaards, man en vrouw, professoren en ambachtslui. Maar geregeld komen ze naar buiten, gehuld in gele of knalgroene hesjes, gewapend met knijpers en een flink formaat vuilniszak. Zij zijn de stille kracht die als een tweehonderdvoetige stofzuiger elk achteloos weggeworpen papiertje, blikje of stukje glas meenemen en als trofee inleveren bij de reinigingsdienst. Dat deze vrijwilligers op 20 november eens in het zonnetje gezet werden is dan ook meer dan verdiend. Tegelijkertijd is het bedroevend dat ons gedrag als smerigste diersoort het nodig maakt dat zij in weer en wind op pad moeten gaan.