Tevreden mag ik terugkijken op twee dagen in de democratische mallemolen. Hoewel we in Middelbeers bijna ten onder gingen in de enorme aanloop van stemlustige medeburgers en één keer uitgemaakt werden voor ‘landverraders’ mag het met recht een mooie verkiezingsevenement genoemd worden. Maar toch bleef dat bijzondere scheldwoord hangen. Landverraders, schurken die met geniepige malversaties en wereldwijde complotten ons land naar de verdoemenis geholpen hebben. Zelf heb ik eens mijn geboortegrond verlaten en ben met een liefdevolle omhelzing Brabant binnen gekomen. Maar dat maakt mij echt geen landverrader. Het land van Bartje, Grunn en Fryslân, met al hun eigenheid blijven ze op en top Nederlands. Maar mijn gedachten namen een volgende afslag. Dolend door onze tuin in de groenste wijk van de gemeente Heideland-Best-Oirschot-Baest, of wat de toekomst ons als welluidende naam gaat brengen, zag ik naast een keur aan Hollands gewas ook een grote collectie exoten. En binnen de wat vaag begrensde natie van het geitenwollen sokken volk is dat eigenlijk gelijk aan vloeken in de kerk.
Exoten en biologen, nog geen honderdvijftig jaar geleden ging dat prima samen. Hooggeleerde heren en enkele eminente dames trokken naar vreemde oorden om botanische schatten te zoeken. Vreemde vogels en bonte apen waren hun al voor gegaan. Uiteindelijk kwam alles terecht in een fraaie menagerie of een botanisch studie oord waar ook het gewone volk welkom was. Eén van mijn geachte voorgangers, een botanicus uit Leiden, had op een dag genoeg van al dat groene groeisel uit Amerika, deed zijn raam open en hup, daar ging het waterpest de gracht in. In de tientallen jaren die na hem kwamen zou zijn voorbeeld gevolgd worden door vissers, vijverliefhebbers en vogelfokkers. Zonnebaars, watercrassula en halsbandparkiet maakten zo hun opwachting in ons kikkerlandje. Toen muskusratten onze dijken gingen verbouwen, Amerikaanse rivierkreeften bedreigde kikkers uitmoordden en nijlganzen luid tetterend de net weer teruggekeerde zeearend van zijn nest probeerde te verjagen was de conclusie snel gemaakt. Het gaat al slecht met onze laatste restantjes natuur en exoten maken het nog veel erger.
Exoten en biologen, het is haat en nijd tussen die twee. Wat er eenmaal is laat zich niet snel verjagen. Een enkele keer past een exoot zich aan en voegt zich bijna geruisloos in het Nederlandse ecosysteem. Waterpest bijvoorbeeld, de brede is hard teruggelopen en de smalle voelt zich zelfs thuis in met mest doordrenkte sloten. Maar grote waternavel en waterteunisbloem kosten ons jaarlijks klauwen met geld als we tenminste onze afvoerkanalen open willen houden.
Exoten en een bioloog in het westen van onze gemeente. Ik zou mij bijna een landverrader voelen. Maar ook in onze tuin is een grote hoek gereserveerd voor planten met een Brabants paspoort. En al die exotische elfenbloemen, aronskelken en varens zijn zo gekozen dat deze bioloog wel zijn botanische hobby kan uitoefenen zonder dat zijn botanische juwelen aan de wandel gaan. Hoge schuttingen zijn er niet en ook prikkeldraad is niet nodig. Deze soorten zaaien zich niet of nauwelijks uit en zodra ze een stap buiten de poort doen worden ze een stevig halt toegeroepen. Als we allemaal zo zouden tuinieren dan kwam het wat minder vaak voor dat er tuinafval in het bos verdwijnt of het aquarium leeggegooid wordt in de vijver van de gemeente. Exoten zijn niet alleen vervelend maar in een collectie ook gewoon mooi.
