Bijna een kwart eeuw meedraaien in een dorps taxibedrijf is dé manier om in te burgeren, kan ik verzekeren. Lief en leed, wel en wee, kommer en kwel, plezier en vertier, Kanis & Gunnink: ik was van dichtbij deelgenoot van een heleboel Beers’ gebeuren. Mensen met kanker die er slecht voorstonden, schoolkinderen met hele verschillende rugzakjes, uitgaanspubliek in alle soorten en maten, vakantiegangers uit alle windstreken en het werkvolk dat de natie draaiend houdt. Wat je zag in het programma ‘Taxi’ klopte vaak aardig: dikwijls fungeerde je als een soort rijdende biechtstoel.
In die dorpse taxi leerde ik als importinwoner uit Breda al vrij snel wat ins en outs van het Beerse taalgebruik. Hoewel veel van het Beerse vocabulaire wel redelijk algemeen zal zijn ten oosten van Gilze-Rijen. Over sommige dingen verbaasde ik me ook. Het woord ‘ooit’ dat in de betekenis van ‘soms’ wordt gebruikt. Of de aparte gewoonte om het woord ‘langs’ – dat een beweging suggereert - te gebruiken in de betekenis van ‘naast’: ik woonde langs jou, bijvoorbeeld. Ook bijzondere gebruiken die bij de Beerse uitdrukkingen horen leerde ik kennen. Aan ‘Op de eier gaan’ bijvoorbeeld heb ik wel mooie herinneringen, zowel als gevende, als in de vorm van de ontvangende partij. In een gastvrij Westelbeers’ huis liep een taxirit zo nog bijna twee uur uit, omdat ik mee ‘op de eier’ mocht bij wijze van fooi.
Ik heb nog aardig wat vrijgezellenfeestjes gereden, zowel mannen als vrouwen. Op zeker moment had ik een groepje aardige jonge vrouwen in mijn busje, onderweg naar een heksenfeestje in ‘t Tunneke in Schijndel. De aanstaande bruid werd onderweg vakkundig uitgevraagd door de andere dames, die graag het naadje van de bruidskous ook wilden weten. De taart, de jurk, de locatie, de band, de gastenlijst, het gemeentehuis, de kerk, de fotosessie, het bruidsboeket, het kapsel, de gehuurde witte cabrio: echt alles kwam ter sprake. Op zeker moment ging het over het feit dat het na een jarenlange verkering, de gezamenlijke aankoop van een tweekapper en het doornemen van eventuele kinderwensen bij het paar toch nog vrij lang had geduurd vóór de trouwerij ter sprake was gekomen. Een van de nieuwsgierige vriendinnen vroeg op de vrouw af: “Vertel eens, hoe heeft hij je uiteindelijk gevraagd? Hoe ging het aanzoek? Wat zei ie??”
Er viel een lange stilte, achter in het busje. In mijn binnenspiegel zag ik dat zeven vriendinnen de aanstaande bruid verwachtingsvol aankeken, met zwijmelende blikken die verwezen naar op de knieën gaan, een spannend doosje presenteren, misschien werd er hier of daar nog wel over een wit paard of een romantische ontvoering uit een zolderraam gefantaseerd. Ik hoorde de ‘bride to be’ slikken. “Nou!?”, sprak haar hartsvriendin, terwijl ze de bruid samenzweerderig aanstootte. “Hoe ging het aanzoek dan?” De bruid sprak kort en droog:
“Hij zei: ‘Bel De Vugts maar’, dat zei ie.”
Weer een stilte, nu een ongelovige. “Hij zei wát?”, vroeg er nog eentje uit de entourage van de bruid. “Hij zei: ‘Bel De Vugts maar’, dat zei ie”, herhaalde de bruid. Ze staarde berustend door het zijraampje, naar de geleidelijk duisterder wordende Oude Grintweg. Het huwelijk was een kwestie van tijd, dat stond in ieder geval wel vast. Maar alle hoop op rozengeur & maneschijn was wel vakkundig en diep onder de Beerse heidegrond begraven. Het bleef nog wel even stil in het busje.
Voor de niet-ingewijden in de Beerse cultuurhistorie: met ‘De Vugts’ werd natuurlijk het gerenommeerde horeca etablissement van de familie Vugts bedoeld, destijds nog aan de hoek Hoogdijk-Oranjestraat, één van de zaken met voldoende zaalruimte in het dorp om een behoorlijk feestje te geven, gepland tussen andere activiteiten als de Kinderplaybackshow en het Dauwtrappen.
Voor mij is dit al jaren met stip de nummer 1 van de ‘Beerse Uitdrukkingen en Zegswijzen’. Dus dames: als de vrijer begint over ‘De Vugts bellen’, dan weet je hoe laat het is.
