Uw twee vaste columnisten in ons Oirschots Weekjournaal kunnen soms zwartgallig zijn. Somberend over vreemde gasten op de weg, zonneparken als glaswoestijnen of onnavolgbare politiek gekissebis. Maar vandaag is het tijd voor een bruingallig verhaal. De herfst heeft weer bezit genomen van onze contreien en dus is het hoog tijd eens de blik te richten op rare jongens in bos en veld. Geen zwart gemaskerde engerds met grijpgrage handjes maar het noeste werk van bomen en planten. En dan niet eens de bij elke scholier bekende galappels waar, volgens een grijs geworden overlevering, onzichtbare inkt van gemaakt kon worden. Vieze vingers kreeg je er zeker van maar onzichtbaar waren de gore vlekken van uitgeperste gallen echt niet.
Eerst maar even terug naar de schoolbanken. Plantengallen zijn misschien wel de meest vreemde vorm van samenleven. Insecten, soms wespjes en soms mugjes of vliegjes leggen één of meerdere eitjes op een voor hun kroost ideaal plekje. En dan zijn ze ook nog eens kieskeurig. Een zomereik is echt wat anders dan een Amerikaanse eik en een speerdistel zeker niet gelijk van smaak en textuur in vergelijking met de akkerdistel. Tot zover is het allemaal redelijk gewoon maar dan gebeurt het. Alsof de plant in een punaise is getrapt schiet hij / zij / het direct in de paniek stand. Het is alle hens aan dek om te voorkomen dat de uitkomende larf zich een weg vreet naar andere delen van de plant. De plantaardige vorm van adrenaline knalt door de nerven op weg naar de plek des onheils. Vaak al binnen een dag begint het inkapselen van het ei. En om het nog gekker te maken: elke soort insect geeft een andere reactie bij de plant. Kijk maar eens op een eikenblad. Soms zijn er wel drie of vier galsoorten te vinden, van satijnen knoopjesgal tot roestgal. De chemie achter dit verhaal, alles draait immers om scheikundige reacties, is nog steeds niet duidelijk.
Voor een zondagse wandeling zijn er bijna overal wel gallen te vinden. Het makkelijkst zijn bossen met eik of wilg maar zelfs langs slootkanten komen gallen voor. Voor deze column wijs ik graag op enkele bizar gevormde soorten. Bovenaan mijn favorieten lijstje staat de knoppergal. Deze gal vervormt een eikelnapje tot de meest woeste vormen. Soms worden ze zo groot dat de eikel geheel verdwijnt. Aan de boom vind je ze zelden, het is vooral “dubbeltjes zoeken” om ze te vinden. Veel algemener en minstens zo leuk zijn ananasgallen. Als een galwespje een eikenknop aanprikt verandert het bruin gesloten doosje in een wijd uitstaande pruik van verhoutende knopschubben. Veel groter wordt de mosgal op roos. Nu in het najaar nog prachtig groen of rood maar aan het eind van de winter somber bruin gekleurd. Ook dit is een knopgal veroorzaakt door een galwespje maar elke gal kan tientallen larfjes een fijn huisje geven.
Riet langs de vijver is iets later in het jaar interessant. Overal zijn dat sigaargallen te vinden. Een vlieg heeft een eitje in de zachte top van de stengel afgezet. Om ervoor te zorgen dat de uitkomende larf niet op weg gaat naar de wortels groeit er een verdikte stengel omheen. Nu nog groen en onopvallend, straks bruin en makkelijk te vinden. Eens zien wat er uitkomt? Pluk een stengel en leg deze in een afgesloten pot. Na weken of zelfs maanden komt er een prachtig vliegje uit. Tenminste als deze geluk heeft. Vaak worden sigaargallen geparasiteerd door sluipwespen die wel raad weten met een smakelijke larf.
Ga eens op ontdekkingstocht in deze wondere wereld, zwartgallig wordt je er zeker niet van.
