De jaarmarkt. Kramen met lederen tasjes, kramen met zelfgemaakte sieraden, kramen met wonder-schoonmaakartikelen, kramen met geborduurde kussentjes, kramen met kunstig bedoeld houtsnijwerk, kramen met telefoonhoesjes, kramen met streekhoning, streekkaas, streekworst, streekkoek. Om één of andere reden word ik altijd erg moe van dat geslenter. Iets verderop lonkt een gezellig terras, waar ook nog een lekker muziekje klinkt. Mijn vriendin lust ook wel iets te drinken op deze warme dag. Het bandje bij het terras heet ‘De Zeevruchtjes’, en ik word erg blij van hun meeslepende performance.
We zetten ons neer met een koffie, bier kan straks ook nog. We hebben ook een oppashondje bij ons, van het Pim Fortuyn-op-schoot-model. Het hondje wordt helaas helemaal niet blij van de muziek, of hij heeft gewoon iets tegen Janis Joplin en Steppenwolf. Het overgevoelige reutje wordt zelfs zo zichtbaar ongelukkig van de drukte en de muziek dat mijn vriendin besluit om het beestje maar gauw naar huis te brengen. Ik denk dat dit een heel goed idee is, als we hier tenminste nog een gezellige middag willen hebben. Zij vermoedt dat ze zo terug zal zijn.
Even later bevind ik mij op het geïmproviseerde dansvloertje bij de platte kar waarop De Zeevruchtjes hun best zitten te doen op Uriah Heep en Jefferson Airplane. Tussen een aantal gezellige, maar voor mij geheel onbekende andere danslustigen waag ik sinds jaren weer eens een paar dansjes. Het voelt wel lekker en het eerste biertje smaakt ook nog eens prima onder de lentezon. Kijkend over het marktplein of mijn vriendin nog niet in aantocht is, zie ik dat er een vrouw in een kort rokje en met een flinke haardos heel intens naar mij staat te kijken; zo’n blik waarop actrices flink hun best doen in van die broeierige films, zoals Basic Instinct of Fatal Attraction. Ik check even of de blik toch wel voor mij bedoeld is. Dat lijkt wel het geval, dus ik lach maar even vriendelijk.
Dan gebeuren er ineens vrij veel dingen kort achter elkaar.
Ik zie de vrouw met het korte rokje met een vastberaden & heupwiegende tred op mij af banjeren. Ze werpt haar weelderige haar naar achter. Tegelijkertijd zie ik mijn vriendin van de andere kant naar mij toe wandelen. Vriendin arriveert nét iets eerder dan de heupwiegende vrouw en zoent mij op de wang. De twee vrouwen zien elkaar. De heupwiegster lijkt nu merkwaardigerwijs ook twintig jaar ouder dan op een afstandje. Van dichtbij zijn de lijnen in het gezicht en de nogal zwaar aangezette make-up ineens onbarmhartig zichtbaar. Haar ogen zijn een beetje bloeddoorlopen en haar heupwiegen lijkt ineens ook wat onvast. Of de twee Cuba Libres die ze meesjouwt een aanwijzing zijn?
De heupwiegster schat in een milliseconde de situatie in als ‘verloren’, maar mindert geen vaart en maakt op een halve meter afstand van ons een plotselinge U-bocht, om zogezegd op haar schreden terug te keren. Mijn vriendin proest. Ze blijkt de vrouw te kennen, uit het dorpsfeestencircuit. “Ja, die heeft wel een reputatie!”, zegt ze. “Hoe ze in het echt heet weet ik niet, maar iedereen noemt haar Sjan Baco.” Die Baco blijkt hier geen betrekking te hebben op een moersleutel, maar op Bacardi-cola. “Ze is gewoon getrouwd, maar ze gaat graag alleen de hort op. Op mannenjacht. Het is een kwestie van haar voldoende Baco’s geven, zo gaat het gerucht, en dan is er veel mogelijk met Sjan blijkbaar”, aldus mijn vriendin.
Hoe het met Sjan die avond precies is afgelopen weet ik niet. Wel zagen we haar een paar uur later zitten bij een snackbar, met twee glazen wederom en tussen een aantal jonge mannen. Met ‘De Zeevruchtjes’ liep het in ieder geval goed af. Het werd een gezellige middag en ze wilden zelfs wel op mijn feestje komen spelen. Een jaar later ging die wens in vervulling.
Ik heb Sjan daarna nooit meer gezien en ik weet ook niet of háár wensen in vervulling zijn gegaan.