Op de voorsorteerstroken naar Ringbaan-West in Tilburg staat een witte Tesla naast me. Er hangt een vrouw van een jaar of vijftig tegen het bijrijdersportier. Ze staart in het niets naar buiten. Ik word direct getroffen door de blik in haar ogen: dof en intriest. Er is veel meer ellende in deze wereld dan we aan de buitenkant kunnen zien. Vaak houden we ons kranig en roepen we dapper ‘Héél goed!’ als ons gevraagd wordt hoe het gaat. Maar de ogen – wijd open vensters naar onze ziel - verraden ons altijd.

De man achter het stuur zit er onberispelijk en stoïcijns bij zo te zien, terwijl de vrouw (zijn vrouw?) overduidelijk in een getroebleerd universum zit. Wat is er aan de hand? Hebben ze net ruzie gehad over haar kinderen uit een vorig huwelijk die zich niet beleefd genoeg gedragen naar hem? Zijn ze onderweg naar het Elizabeth Ziekenhuis, naar haar favoriete broer die ‘slecht ligt’? Raakt ze haar werk kwijt en wordt de vorig jaar betrokken tweekapper onbetaalbaar? Speelt er een zojuist aan het licht gekomen andere vrouw op de achtergrond? Of is ze zélf over de schreef gegaan met een leuke, twaalf jaar jongere collega? Baalt ze van zijn seksistische grappen en is ze uitgekeken op zijn pretentieuze puntschoenen? Wie zal het zeggen. Maar dat het verdriet diep is en haar gemoed overheerst; zoveel is wel duidelijk. Het is dat ik naar mijn jongste dochter onderweg ben voor een gezellig samenzijn, anders zou ik er zomaar zelf zwaar op de hand van worden.

De ogen vertellen veel, voor wie het wil zien. Een vriendin op Facebook heeft vele tientallen foto’s op haar profiel staan. Veel mooie plaatjes van honden en paarden, mooi creatief, vrij fotowerk ook. Ook een paar fraaie recente foto’s van haarzelf: een stralende lach op een mooie vrouw. Eentje waar je mee aan kan komen, op zijn Brabants gezegd. Geïntrigeerd door dit plaatjesverhaal ga ik verder in de fotomap. Wat verder terug in de tijd gebeurt er iets merkwaardigs. Rond 2020 verandert er iets in het gezicht van de mooie vrouw. Haar ogen staan dof. Er is leegte, wanhoop, een onmetelijk verdriet. De levenslust lijkt geheel verdwenen. Het grijpt me bij de keel. Wat is hier gebeurd? Kwam het door de ellendige coronajaren? Het verlies van een familielid? Een droom die voor het grijpen leek, maar die nooit uitkwam? Er is een foto waarop de vrouw een jong hondje liefkozend vasthoudt. Daar lijkt er weer een beetje levensvreugde te gloren.

Nog verder terug in het fotoverleden zie ik opeens een knappe man opdoemen, met een licht getinte huid en een vriendelijke, innemende lach. Op sommige foto’s staat zij ernaast, trots en gloeiend van vitaliteit. Kracht, heel veel kracht straalt ze uit: een vrouw die schijnbaar moeiteloos een nukkige wereld trotseert. Het verschil met de recentere foto’s is schrijnend. De mooie vrouw lijkt in een jaar een decennium ouder geworden. Mijn nieuwsgierigheid wint het van de schaamte over mijn voyeuristisch voelend gescroll en ik ga nog verder terug. De innemende man is er vele jaren, de mooie vrouw gloeit en glimt met hem op het ene plaatje nog meer dan op het andere. Ik voel medeleven opwellen. Shit happens, in ieders leven natuurlijk, maar haar ogen staarden in een peilloze, griezelige afgrond.

Haar eenzame pad in het duister lijkt ten einde. De littekens blijven voor altijd, als het fysieke album van doorleefde pijn. Haar ogen begonnen weer te stralen. Komt het door het hondje, door nieuwe doelen, door een miraculeus hervonden geloof in haar sterke zelf? Misschien kom ik er nooit achter, misschien moet ik er eens naar vragen.

‘Misschien is het wel beter van niet’, zong Toontje Lager.

Hoe het met de vrouw in de Tesla verder liep weet ik niet. Misschien was het gewoon een momentopname, nadat ze tijdens een ritje van een half uur veertien keer werden uitgelachen door Elon Musk-haters in de Kruikenstad.