Dagenlang werden we in spanning gehouden, zou Nederland zich gaan onderscheiden met geen enkele Olympische plak? En toen begon het op gang te komen, eerst een enkele en snel volgden er meer. In onze Brabantse natuur kennen we geen Olympische spelen met geldverslindende stadia en duizenden zwaar bewapende agenten voor de lieve vrede. Maar kampioenen zijn er wel degelijk.
De snelste duivels zijn helaas niet in onze gemeente te vinden maar wel in Tilburg en Eindhoven. Slechtvalken zwieren door het zwerk maar als er weer eens een volvette friet duif in zicht komt gaat het Olympische gaspedaal er op. Zestig kilometer per uur, honderdzestig wordt gemakkelijk gehaald en uiteindelijk in volle duikvlucht tikken ze maximaal de driehonderd kilometer aan. Welke vogel de gouden plak krijgt mogen ze zelf uitzoeken.
Als het gaat om krachtpatsers dan maakt het estafette mieren team een goede kans. Geef ze een rups die tien keer groter is dan een miertje en binnen afzienbare tijd is het arme beest vermoord en naar het nest gesleept.
De derde gouden plak gaat naar lange afstand vliegen. Uiteraard non-stop en pootjes aan de grond of in het water betekent automatisch diskwalificatie. De in het Waddengebied broedende Noordse stern denkt uiteraard dat zij met de prijs gaan strijken. Helaas, op hun vlucht naar de verre Zuidpool wordt buiten het zich toch gerust. Nee, deze prijs gaat naar de gierzwaluw. Misschien wel in Oirschot uit het nest gekropen en daarna twee tot drie jaar lang heen en weer gevlogen tussen Brabant en het warme Afrika.
Ook een leuke. Een medaille plus een onderscheiding voor de traagste groeier. Nijmegen gaat zeker met de eer strijken maar als wij Oirschotse vliegende herten zouden hebben dan konden we met die Gelderse kevers wedijveren. Zeven jaar hout knauwen en dan pas verpoppen en uitgroeien tot tor. Als het speelveld uit louter Orregatse beesten zou bestaan gaat de medaille naar de wilgenhoutrups. Ruim drie jaar soppig wilgenhout eten en dan pas vlinder worden.
Voor het gezwam staat er een prijs voor de giftigste paddenstoel. Uiteraard is dat ook bij on de groene knolamaniet. Een broertje van de vliegenzwam en ons werd vroeger verteld dat na een overheerlijk maal van deze vies smakende paddenstoel je nog tijd hebt voor je testament maar de heren en dames dokters kunnen niets anders dan de pastoor vragen om de laatste riten uit te voeren.
De laatste medaille gaat naar de grootste doorzetter. Zware wielen, droogte, bakken stikstof en zelfs verschillende gifstoffen deren de grote weegbree niet. Overal waar de mens kwam, zag en overwon de plant en pronkt nu als de “White-Man’s-Footstep” zoals de Indiaanse volkeren deze Europese verschijning noemden.