Af en toe klinkt er in dit seizoen een droge knal in het buitengebied. Vrijwel iedereen weet wel dat nu de jagers weer actief zijn, maar wat houdt die jacht nu eigenlijk in? Hendrik Mengerink houdt zich al zo’n twintig jaar met de jacht bezig en vertelt er graag over. Soms noodzakelijk stelt hij, want er zijn nog weleens misverstanden. In zijn enthousiaste betoog gaat het over een lekker stukje wild, maar veel meer nog over de gedreven manier waarop enkele tienduizenden jagers het natuur- en wildbeheer op zich nemen.
door Rens van Ginneken
Het weidse uitzicht vanuit zijn tuin in de Oirschotse Peperstraat is niet verkeerd, zo over akkers, weilanden en bosschages. Mengerink beseft dat hij geboft heeft met deze fraai gelegen landelijke stek in het buitengebied. ‘Weids’ is eigenlijk afkomstig uit het Oudhoogduits en betekent dan zoveel als ‘jacht’, of ‘vangst’. “Heel toepasselijk”, stelt Mengerink. “Er zit hier aardig wat wild in het 500 hectare grote gebied dat grofweg de Melklanden tussen de Priemsteeg en de Nieuwedijk beslaat. Een tijdje terug had ik zelfs een ree hier bij het huis op de camera!”
Fascinatie voor de natuur
Zo’n twintig jaar geleden kwam hij officieel in de jagerswereld terecht. Lang daarvoor had hij al weleens als jonge kerel meegeholpen als drijver op landgoed De Utrecht. “De jagers gingen dan per Land Rover, terwijl wij drijvers op de kar moesten. Echt elitejacht dus. Ik vond de jacht an sich prachtig, maar niet in deze vorm.” Door zijn fascinatie voor de natuur bleef de jacht toch trekken en toen de kans kwam om zijn jagerspapieren te halen, greep hij die ook graag aan. “Wat veel mensen niet beseffen is dat je aan véél strenge voorwaarden moet voldoen. Er komt veel theoretische kennis en kennis van flora en fauna bij kijken, maar ook rechts- en wetkennis. Daarnaast is goede omgang met het geweer een strikt punt. Een klein foutje en je wordt acuut verwijderd bij dit onderdeel, ook alcohol is strikt verboden bij de jacht, maar ook tijdens het besturen van een voertuig. Voor jagers geldt een nul optie. Ook moet je geregeld trainen op schieten met kogel en hagel. Als je het juiste aantal niet raakt, mag je het een half jaar later nog eens proberen. Je wilt een dier ook met één schot kunnen doden. Een dier ‘ziek schieten’, ofwel gewond zodat het nog kan vluchten en extra lijdt: dat wil je als jager niet. Ook het thuis houden van een geweer in een kluis is aan zeer strenge eisen en toezicht gehouden”, aldus de Oirschottenaar.
Flinke belangstelling
Hij spreekt liever van een passie dan van een hobby. “Het loopt al behoorlijk in de papieren met cursussen, kleding, wapens en een warmtecamera bijvoorbeeld. Dat doe je niet als liefhebberijtje.” Toch ligt de jacht ook in Oirschot goed in de belangstelling, zo vertelt hij. “Op dit moment zijn ruim veertig jagende leden aangesloten bij de Oirschotse Jagersvereniging. Daarnaast zijn er twaalf aspiranten ingeschreven, die wachten tot er een plek vrijkomt.” Ook landelijk is er geen gebrek aan jagers, vertelt Mengerink. “Er is volop belangstelling. Alleen de Nederlandse Jagersvereniging telt al 21 duizend leden. Dan zijn er nog enkele andere verenigingen. Dit jaar nemen zo’n 1200 mensen deel aan het examen, waarbij het opvallend is dat er nu meer dames meedoen. Ook voor jachthonden zijn er verschillende opleidingen.”
Meer stropers rond Kerst
De jacht blijkt ook veel verder te gaan dan het schieten van oktober tot januari op de ‘bejaagbare’ dieren: haas, eend, fazant, houtduif en konijn. De fazant wordt in Oirschot momenteel niet geschoten, onder meer omdat er te weinig van zijn en ook het konijn is momenteel niet bejaagbaar. Daarvan zijn er nu te weinig door de konijnenziekte RHD2. “Eigenlijk zijn we er het jaar rond mee bezig”, aldus Mengerink. “We houden de wildstand in de gaten, we plaatsen en onderhouden reeënspiegels, we ruimen rommel op in sloten en bermen, we kijken of er vuil of drugsafval is gedumpt en we doen melding als we sporen van stropen zien. In deze periode – rond kerst – wordt er nog meer gestroopt, zelfs met hazenwindhonden. Absurd, want een haas kost je maar een tientje of zo. Daarnaast brengen we ook zaaigoed op het land voor allerlei insecten en wild. Daarom noem ik ons ook veel liever natuurbeheerders dan jagers.”
Ook schadebestrijding
Er wordt toch ook weleens buiten het seizoen geschoten door jagers; hoe zit dan? Mengerink knikt. “Het gaat dan bijna altijd om schadebestrijding, bijvoorbeeld door houtduiven, kraaien of kauwen die kuilvoer weghalen bij de boeren, of reeën die bomen beschadigen bij tuinders of kwekers. Een beetje schade vinden de boeren en tuinders vaak niet zo’n probleem, maar het moet niet uit de hand gaan lopen. Daarnaast beheren we de populatie van bijvoorbeeld reeën in ons gebied: ongeveer zeven als standwild. In ons land zijn er alleen al met reeën meer dan 10 duizend geregistreerde ongevallen! In dat geval schieten we dus ook voor ieders verkeersveiligheid. Ook op vossen schieten we soms. Ik vind het zelf wel een prachtig beest, maar hij kan een enorme schade aanrichten. Ze eten bijna alles wat ze tegen komen: jonge hazen, jonge konijnen, jonge vogels, patrijzen, maar ook talloze eieren.”
Geen natuurlijke predatoren
Maar: is het niet zo, dat als je de natuur zijn gang laat gaan, deze het zelf mettertijd reguleert? “Nee!”, klinkt het stellig. “Bijvoorbeeld het ree en de vos, die ik zojuist noemde, hebben in ons land geen natuurlijke predatoren. Daarbij krijgt elke ree gemiddeld 1,75 reekalven per jaar en een vos zelfs zeven jongen per jaar. Dat moet je wel reguleren, anders gaat het fout. Hetzelfde trouwens met reebokken, die ook nog twee keer per jaar ‘op drift’ zijn.”
Positieve reacties
Hij vervolgt: “Over het algemeen zijn de reacties als ik mensen in het veld tegenkom erg positief en ik leg dan altijd graag uit wat ik doe en waarom. Ik zal ook nooit schieten als er mensen in de buurt zijn, voor de veiligheid, maar ook omdat het doden van een dier confronterend is natuurlijk. Ook houd ik rekening met een weg in de buurt, of vee bijvoorbeeld. Bij voorkeur schiet ik vanaf een hoogzitter: dan schiet je altijd richting de grond, wat veel veiliger is. Een kogel kan kilometers ver dragen. Ook respecteer ik de regels van de weidelijkheid door bijvoorbeeld te voorkomen dat je twee dieren raakt. Ook leg ik altijd een eikenblad op het inschot en in de mond – ‘Ein leztes Bissen’ – van de ree, als een respectvol eerbetoon. Kraaiachtigen schiet ik niet, ten eerste omdat je dan vaak een vaste partner van een ander dier doodt, maar ook omdat ik ze niet eet. Wat ik zelf niet opeet, dat schiet ik ook niet. Wild vind ik wel erg lekker hoor: dat is toch vlees in de puurste vorm. Vaak zijn jagers ook hele behoorlijke koks. Zelf vind ik het heerlijk om bijvoorbeeld een duivenborst te bereiden”, zo vertelt hij met een lach.
Niet meer schieten dan noodzakelijk
Hij ziet met eigen ogen de positieve effecten van jagen en beheren in ‘zijn’ gebied. “Door de vossen te bejagen zien we nu meer fazanten en patrijzen . Ook vinden er minder aanrijdingen plaats. We schieten in ieder geval zeker niet meer dan strikt noodzakelijk. Dat zou ook dom zijn: je wilt toch nooit je eigen veld leegschieten”, zo besluit hij.
Voor meer informatie kun je een mail sturen naar de Oirschotse Jagersvereniging. Secretaris Piet van Oirschot: PietvanOirschot@outlook.com of voorzitter Henk Witlox: info@bouwbedrijf-witlox.nl .